woensdag 22 augustus 2012

stukje uit het boek: Lieveling in het gruwelhuis

Stukje uit het boek: 'lieveling in het gruwelhuis', geschreven door Mar van Heezik Meijer.



In de verte hoorde ik een alarmgeluid en had moeite om wakker te worden. Ik dacht dat dit geluid in mijn hoofd zat maar voelde echter ook mijn lichaam en probeerde me te herinneren wat er de vorige avond gebeurd was. Weer hoorde ik die schelle geluiden en toen werd het plotseling stil. Ik schrok wakker, staarde naar de rode cijfers op de wekker die op mijn nachtkastje stond. Na zeventien jaren was het me nog steeds niet gelukt om deze nachtmerries kwijt te raken en om mijn angsten te overwinnen.
Langzaam begon het mij te dagen en ik verstijfde bij de herinnering want in mijn droom was ik de vorige avond in elkaar geslagen… Ik was tegen mijn stiefvader aangebotst waardoor hij naar mij uithaalde. Ik stapte uit bed en rook een vieze geur, keek naar mijn kussen en zag dat deze geel gekleurd en kletsnat was. De geur die ik rook was van het vele zweten en het leek in de hele kamer te hangen. Mijn blik ging naar de klok, het was vijf uur in de ochtend en ik slenterde de keuken in om iets te drinken te pakken. Greep het grote geelgekleurde handvat en trok de koelkast open en stond even besluiteloos te kijken naar niets.
Het voelde zo vreselijk koud aan mijn tenen, zo met mijn blote voeten op de stenen vloer en trok mijn tenen in van de kou en rilde. Het liefst zou ik weer gelijk het bed in willen springen. Snel greep ik een fles chocolademelk en kroop in het hoekje van de bank in de woonkamer voor het grote raam. De paarse deken die op de stoelleuning lag greep ik mee, drapeerde deze om mij heen en stopte mijn benen en voeten goed in om deze te verwarmen. Het voorjaar zat er aan te komen maar april had nog een prachtige witte wereld gebracht.
Mijn blik viel op de kaart die op het tafeltje lag.

Aan mejuffrouw Joan van Meidoorn….,

Een aantal dagen geleden was deze kaart op de deurmat gevallen. Ik reikte mijn hand naar het tafeltje naast me en pakte de kaart, draaide deze een aantal keren om en om in mijn hand en las het nog eens. Zeker door de begrafenisondernemer geschreven. De overlijdenskaart van iemand die heel intens mijn leven had beheerst.
Nu…, nu begon mijn traject, afkicken, herstellen van al het geweld dat ik had moeten ondergaan.
Alles wat ik nu nog moet doorstaan heb ik te wijten aan hem. De gruwelijkste man in mijn leven.
Er gaan nog steeds wraakgevoelens door mijn lijf, ik haat hem, ik haat hem tot in het diepste van mijn ziel, de onmacht die ik daar bij voel, omdat ik het hem zo graag betaald wil zetten.
Dat is waar ik steeds over droom. Misschien moet ik hem vergeven omdat ik anders zelf geen rust zal vinden? Ik twijfelde en wist geen raad met mijzelf en de gevoelens die door mij heen gierden. De gevoelens van heen en weer geslingerd te worden door wraakzucht en het vriendelijke zachte karakter dat ik ondanks alles toch enigszins heb weten te behouden.
Ik las het nog eens, legde hem terzijde…, de kachel verstrooide een zacht roze gloed door het smeulende vuur en ik gooide er een blok hout in en schoot snel weer onder de deken op de bank.
Vanuit de hoek van bank staarde ik naar buiten en probeerde te zien wat zich opende voor mijn ogen, hoe mooi de wereld wel was. Mijn gedachten gingen even terug naar vroeger, ik was een kind van vijf.
Ook toen was het zo prachtig buiten. De met witte sneeuw bedekte aarde zag er uit als een deken, je zou er zo onder willen kruipen.

Ik zat als kind, net als nu voor het raam en keek naar de dwarrelende sneeuwvlokken. De kamer was behaaglijk, warm en gezellig. De houtkachel brandde en de grote vlammen verwarmden de kamer en ons, papa, mijn zusje Erica, mijzelf en mijn moeder Antoinet. Ik keek graag naar haar.
Mijn moeder was een lange vrouw met pikzwarte haren die aan de uiteinden een beetje krulden. Haar gezicht zag er uit alsof het gepolijst was en de rode mond maakte het geheel sprankelend. In haar lange gebloemde jurken, die haar lichaam goed deden uit komen leek ze als een vlinder. Ze was het modepoppetje van mijn vader.
Mijn vader genoot zichtbaar, zijn gezicht straalde, hij was ontzettend trots als moeder er op haar best uitzag. Ze was niet echt een huiselijk type maar erg liefdevol voor mij en mijn zus. Tegen mijn vader kon ze wel eens onbeheerst uitvallen maar als ze alles kreeg wat ze wilde klonk haar stem blij en zong ze de hele dag. Het hele huis vrolijkte op wanneer haar klanken tegen de muur weerkaatsten, vader zat dan met zijn pijp in de mond naar haar te luisteren, een glimlach op zijn gezicht.
We waren heel gelukkig zo samen, dit was te voelen aan alles, zo ervoer ik het.
Moeder had de taak om ons te leren omgaan met mensen die van goeden huize kwamen. Ook haar ouders waren van goede komaf. Bij mensen van goeden huize behoorde men met mes en vork te eten, als ik haar moest geloven, terwijl ze allen zaten te praten met volle monden. Niet zoals bij de boeren in het dorp, die een pan in het midden van de tafel zetten en alleen met een vork uit de pan aten. We moesten het ons eigen maken en moeder maakte grapjes door het zelf heel stuntelig voor te doen. Moeder vertelde hele verhalen over vroeger, hoe ze was als klein kind en hoe ze opgroeide. Elke namiddag werd er op hetzelfde tijdstip thee gedronken, zelfs wanneer er bezoek was.
Mijn zusje, Erica, verschilde veertien maanden met mij. 
Erica was een knap meisje met glanzende donkere haren, zoals moeder, bij elkaar gebonden in een staart. Haar bolle gezichtje had een kleine wipneus en ze had een pittig karakter. Zelf had ik lange blonde haren, zoals mijn vader. Een sportief figuur, als ik mijn vader mocht geloven. Ach, hij was gewoon super trots op zijn kinderen.
Een vast ritueel van de dag bestond uit het samen aan tafel gaan en we genoten van de heerlijke chocolademelk die mijn moeder voor ons had gemaakt.
Aan beide kanten van de kachel stonden armleunstoelen. Links de stoel van mijn vader.
Wanneer hij het koud had legde hij een deken over zijn benen en dan mocht ik op zijn schoot zitten. De punten van de deken werden om me heen geslagen zodat het knus voelde en ik me dan heerlijk in zijn armen nestelde en genoot. Het was een hobby van me om de kamer rond te kijken, en nam alles in me op wat er zich allemaal afspeelde. Ik zag mijn moeder, die neuriënd bezig was en mijn zusje met haar spelletjes op de grond.
Tegen de muur pronkte een grote zwarte kabinetkast met boeken waar alleen vader aan mocht komen en in de onderste lade was het speelgoed van Erica en mij opgeborgen. Deze lade stond de hele dag een beetje open. De rest van de boeken waren ondergebracht in een geheime ruimte in de kelder onder het huis, welke de ingang had van buitenaf. In de eerste kelder was een nis uitgehakt boven de grond, ter hoogte van drie treden, er was daar een trapje gemonteerd. Wanneer men deze trap van drie treden optilde werd daaronder weer een trapje zichtbaar die verder naar beneden liep, naar een andere kleine ruimte. De geheime ruimte van mijn vader.
Boven dezelfde kast hing een grote klok die een geluid maakte van een kerktoren. Soms hield het doordringende geluid mij ‘s nachts wakker. Achter de centrale keuken bevond zich de slaapkamer van Erica en mij. Een ruime kamer met in het midden een grote kast die als afscheiding fungeerde tussen onze bedden. Een groot ijzeren ornament sierde het bed en de kamer een beetje op. Een nachtkastje  vanuit de stoel keek mij een scheef weggezakte stenen pop aan uit mijn moeders jeugd.
De indeling van het huis vormde een vierkantig geheel. Er aan vast zat de deel, een grote ruimte bestemd voor dieren, maar was door ons daarvoor niet in gebruik genomen. In alle windrichtingen stond een boerderij rondom ons huis met een afstand van ongeveer vijfhonderd meter, waardoor je zou kunnen zeggen dat het vierkantig geheel hier ook weer terugkwam. De afstanden waren zo dat de velden er precies tussen pasten.
Vanuit ons slaapkamerraam keek je uit op de tuin en op de oprijlaan van honderd meter die naar de hoofdweg leidde, versierd met een rij rododendrons die zomers een pracht van bloemen vertoonden. Deze weg werd uiteindelijk afgesloten door een groot wit hek. Van hieruit hadden wij een zicht over de velden van de buren die er paarden lieten mennen door grote jongens. Twee grote eiken stonden schuin naast de voordeur met daar tussen onze schommel, die bevestigd was aan een dikke tak.
Op sommige plaatsen lag wel vijftig centimeter sneeuw en het geheel kwam op mij over als een romantische plaatje.
Erica en ik konden uren genieten als we voor het raam zaten en konden het bijna niet weerstaan om naar buiten te gaan om dan tot onze knieën door de sneeuw te banjeren. Verderop in het veld liep een brede sloot die meestal vol water stond en als het vroor, voor ijs zorgde. Achter ons, op het zuiden, woonden een stelletje vervelende, irritante jongens, grote vechtersbazen waren het. Hun ouders gaven het slechte voorbeeld, volgens mijn moeder. Het hele gezin was altijd aan het vechten. Wanneer de wind onze richting opstond hoorden we bijna letterlijk wat er aan de hand was.
Een poosje geleden liepen de kwajoepen, zo werden kwajongens genoemd hier in het dorp, in de weide hier naast en werden de paarden door hen afgetuigd en dat met zeer veel vermaak. De langste van hen zwaaide met een grote zweep door de lucht die ik maar eng en griezelig vond. Wanneer ik hier aan terugdacht moest ik nog rillen van wat ik had gezien.
De twee broers probeerden het rennende paard te pakken te krijgen maar het dier liep van voor naar achteren het weiland door. De jongste van de twee kreeg opdracht om het dier tegen te houden zodat de oudere jongen het paard bij de teugels kon pakken. Het paard was te groot en ik kon me dan ook voorstellen dat het eng voelde wanneer zo’n groot dier op je af kwam rennen en dat deze jongen dan automatische een stap opzij deed om niet onder de voet gelopen te worden. De oudste werd zó ontzettend kwaad en in plaats van de zweep te gebruiken voor het paard knalde hij met de zweep door de lucht en raakte zijn jongere broer. Deze gilde zo verschrikkelijk hard dat mijn hart bijna stil stond van de schrik. De oudere jongen bleef maar met de paardenzweep op het lichaam van zijn jongere broer slaan, die dan op zijn beurt weer zo’n erbarmelijk gehuil liet horen, het ging door merg en been.
Ik zag dit alles aan vanuit het raam en schoot naar beneden, zakte door mijn knieën, bijna met mijn kin op de vensterbank om het niet meer te hoeven zien. Langzaam bracht ik mijn arm omhoog en zocht haastig naar de haak en probeerde het raam op de tast dicht te schuiven zodat ik het afschuwelijke gekerm van die jongen niet meer hoefde aan te horen. Totaal ontdaan bleef ik een poosje op de grond zitten om even bij te komen van wat ik had gezien, mijn hart ging heftig tekeer en bonsde pijnlijk in mijn borst.
Later dacht ik met de regelmaat terug aan dit voorval, dit geweld was ik niet gewend en het raakte mij. Het was alsof ik kon voelen wat die jongen had beleefd.
Moeder riep me, ‘Joan ga je mee naar de kerk?’ Mijn aandacht werd verlegd naar wat we samen gingen ondernemen.
Ondanks dat ik nog maar vijf was en eigenlijk nog te jong mocht ik af en toe mee naar de kerk waar elke zondag trouw een dienst werd gehouden voor alle dorpsgenoten.

Auto-Biografie. Mar van Heezik Meijer,
Kunstenares en schrijfster.
In de boekhandel o.v.v. ISBN 978-90-816766-0-1
Ook online te bestellen via www.boek-triomf.nl
e-mail: info@boek-triomf.nl  
 

The Book Girl: Lieveling in het Gruwelhuis - Mar van Heezik Meije...

The Book Girl: Lieveling in het Gruwelhuis - Mar van Heezik Meije...: Titel: Lieveling in het Gruwelhuis Auteur: Mar van Heezik Meijer Genre: Waargebeurd (Autobiografie) Bindwijze: Paperback 461  pagina'...